Open boot
Klein vaartuig, zoals een jol of een sloep, dat binnen het dolboord van boven geheel open is. Zie ook Halfgedekte boot en Jacht.
Opdrukker
(tje). Duwboot(je).
Opdoeken
Het opvouwen van het zeil terwijl het nog steeds aan de mast, de giek of de voorstag vast blijft zitten en dit daar vast te binden met zeilbanden.
Opdraaien
(1) Het zodanig veranderen van de vaarrichting van een vaartuig dat het komt te varen in een richting tegengesteld aan die waarin het voer. (2) Het schip in de wind brengen.
Opbuigen
Ook hogging. Het in langsscheepse richting zodanig verbuigen dat het achter- en voorschip dieper inzinken dan de midscheeps, doorgaans door onoordeelkundig beladen. Zie ook Doorbuigen.
Opbouw
Het deel van de kajuit dat boven het dek is uitgebouwd om voldoende stahoogte te creëren.
Opboeisel
Zeddelboord
Opbakken
Opdienen van het eten.
Op-en-neer
(1) Loodrechte stand van de ankerketting. `Draai het anker in tot op-en-neer.` (2) Het al varend op dezelfde plek houden van het schip, zonder te ankeren of af te meren. `Houd die schuit tot nader order op-en-neer.`
Op uur
Werken met een vast knechtsloon.
Op tarief
Aanvoerbeperking op garnalen.
Op repetitie
Het uittrekken van de vis.
Op risico bouwen
Zonder opdrachtgever een schip op stapel zetten.
Op stapel staan
Zegt men van een schip dat in aanbouw is.
Op één oor liggen
Vaarpositie waarbij de boot zoveel slagzij maakt, dat er water in het gangboord komt. Zie ook Brede zij, Mast in het water zeilen, Omslaan en Rondrollen.
Op de wind
Een schip ligt op de wind als de voorsteven tegen de wind in wijst.
Op de lij
De kwakkuil halen zonder de breefok te strijken.
Op `t zeetje
I.v.m. de golfslag op het juiste moment inhalen van vistuig, ankerkabel e.d.
Oropesatuig
Mijnenveegtuig waarmee verankerde mijnen worden geveegd.
Orlop
Koebrugdek.
Orkaan
Zeer krachtige storm met windkracht 12, die dikwijls plotseling van richting verandert. Zie ook Beaufortschaal.
OrliëtblokBram- of bovenlijzeilsvalblok, dat als een oorhanger op de nokken van de mars- en bramra`s gehaakt wordt.
Orembaai
Zie Rambaya
Ordnance datum
Normaal zeeniveau.
Orde!
Dit bevel wordt gegeven wanneer de commandant een afgesloten ruimte betreedt.
ORC
Offshore Racing Council. Organisatie die zich toelegt op zeezeilwedstrijden en onder andere uitgebreide regels voor de veiligheid en zeewaardigheid van jachten opstelt.
Oranjerats
Gerecht bestaande uit wortelen, witte bonen, uien en pastinaken.
OSTAR
Observer Singlehanded Trans Atlantic Race. Solorace voor schepen van 25 voet (7,60 meter) tot 60 voet (18,32 meter) over 2800 zeemijlen tegen de heersende winden en stromingen in.
OSRD
Opsporings- en Reddingsdienst, in Nederland georganiseerd door de Koninklijke Marine. Het werkgebied beslaat de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer. Men maakt gebruik van Lynx-helikopters en doorgaans vliegt er een arts mee.
OSPAR
Verdrag van Oslo en Parijs ter bescherming van de Atlantische Oceaan en de Noordzee. In juni 1995 hebben de landen die partij zijn bij het OSPAR het afzinken van afgeschreven boorplatforms en andere offshore-installaties verboden. Alleen Groot-Brittannië en Noorwegen stemden tegen.
Osmose
Eenzijdige vloeistofstroom door een wand als deze wand twee vloeistoffen, die zich aan weerskanten daarvan bevinden, in verschillende mate doorlaat. Komt onder andere voor bij vaartuigen die van polyester zijn gemaakt.
Oslofjord
Zeearm van het Skagerrak, in Zuidoost-Noorwegen. Ongeveer 100 kilometer lang en tot 20 kilometer breed.
Oseberg-schip
Eikehouten vikingschip uit de elfde eeuw, in 1904 gevonden op de boerderij Oseberg te Tönsberg, Noorwegen. L.O.A. 21,40 m., breedte 5,10 m.
OSC
On Scene Commander. Schip dat tijdens een reddingssituatie de situatie het best kan overzien en door het RCC wordt aangewezen als OSC.
Ottertrawl
Zie Trawl
Ottertuig
Paravaantuig
Otterboards
Ook: korplanken. Borden of deuren die een schrobnet openhouden.
Otter
Ook: paravaan. Visvormig stalen lichaam, met stalen lijnen aan de boeg van een schip bevestigd, dat dient om het schip te beschermen tegen verankerde zeemijnen.
OTEC
Ocean Thermal Energy Conversion. Proces waarbij de warmte-energie van het oceaanwater wordt omgezet in elektriciteit.
Outrigger
(1) Vlerk, drijver, uitlegger. (2) Vlerkprauw. (3) Houten of ijzeren stelsel buiten het boord van een roeiboot, waarop de dollen zijn bevestigd.
Outpoint
Scherper aan de wind zeilen dan je tegenstander.
Outline
De boeg van de zeilplank.
Outborn 44 L
Aluminium zeiljacht met zes slaapplaatsen. L.O.A. 13,60 m., breedte 4 m., diepgang 1,40 m.
Oud wijf
Boerenknoop. Knoop om twee einden van dezelfde dikte te verbinden. Eigenlijk een verkeerd gelegde platte knoop.
Ouwejongen
Soort matroos-onder-de-gage, in tegenstelling tot volmatroos. Zie ook Neptunusfeest.
Ouwe
(1) De kapitein. (2) De commandant. (Bij gebruik van deze term is enige voorzichtigheid geboden.)
Outwale
Buitenlijst; buitenrand van de boordlijst.
Overstag gaan
Ook `wenden` genoemd. Een zeilvaartuig over een andere boeg leggen door eerst recht tegen de wind in te draaien en daarna wat af te vallen.
Overschepen
Van het ene in het andere schip overladen van lading.
Overnaads
Ook: klinkwerk. Een bouwwijze waarbij de gangen elkaar dakpansgewijze overlappen.
Overmast
(1) Te hoge mast. (2) Overbeladen.
Overlopen
Voor een ander schip langs varen. Als beide schepen over dezelfde boeg liggen, moet de overloper uitwijken voor de langzamere boot.
Overloop
Stang, buis of rail waarlangs het onderste blok van de grootschoot van het ene boord naar het andere kan glijden.
Overliggen
Overhellen
Overlappen
Een boot overlapt een andere wanneer geen van beiden duidelijk voor of achter ligt.
Overkomer
Hoge golf die een deel van het schip (meestal de bak) overspoelt.
Overijzeren
Verijzeren
Overhellen
Het onder de druk van de wind scheef hangen van een boot.
Overhaam
Schepnet om zeelt in de modder te vangen.
Overhang
Die gedeelten van de romp die in lengterichting buiten het voorste en achterste punt van de waterlijn steken, dus boven water hangen.
Overhaal
In de roeisport de duwende beweging tussen uitpik en inpik. Zie ook Slag.
Overfluiten
Eerbewijs op de bootmansfluit bij ontvangst en uitgeleide van autoriteiten en officieren.
Overdwars
Dwars over het schip van boord tot boord.
Overdiep
Meer dan diep genoeg om er te kunnen varen.
Overdeel
Deel van de gage dat bij afwezigheid van een lid van een vaste ploeg over de anderen wordt verdeeld.
Overbuizen
Overstromen.
Overbevissing
Het vangen van meer vis uit een bepaald visgebied dan verantwoord is voor het behoud van de visstand, doorgaans als gevolg van een overcapaciteit van de visserijvloot. De mondiale visserijvloot is tussen 1970 en 1990 verdubbeld, waardoor de overcapaciteit zo`n 100 procent bedraagt en op 70 procent van de visgronden sprake is van overbevissing.
Overal
Een soort reveille aan boord.
Overal houden
`s Nachts de hele bemanning wakker houden i.v.m. alarm.
OVC
Olympische Voorbereidingscommissie van het watersportverbond. De commissie bepaalt onder andere wie er deel uitmaken van de nationale zeilkernploeg.
Oven
Gat in de vaste boeg waarin de boegspriet ligt.
OVA
Officier van de administratie. Zie ook Zilveren vink.
Oyster 485
Comfortabel polyester zeiljacht. L.O.A. 14,78 m., breedte 4,27 m., zeiloppervlak 102,11 m². Warning: file_get_contents(http://members.lycos.nl/lexicografie-lexp.html) [function.file-get-contents]: failed to open stream: HTTP request failed! HTTP-1.1 404 Not Found in C:Program Filesxampphtdocsgeturls3.php on line 12
Oya Sjiwo
Koude stroom die de Koero Sjiwo even voor Japan in de flank treft.
O.S.& O
Ontwikkeling, Sport en Ontspanning.
O.N.J. Loodsboot 760
Trailerbare polyester rondspant motorboot. L.O.A. 7,60 m., breedte 2,40 m., diepgang 0,80 m.
O-jol
Olympiajol
O-ring
Rubber ringetje in de gleuf van de afsluiter, waardoor de eerste trap lekvrij kan worden bevestigd.
Pakean
Uniform (service dress).
Painter
Vanglijn; grijplijn bevestigd aan boeg en dek.
Pagaai
Peddel met één blad. Wordt onder andere gebruikt in Canadese kano`s.
Paduakan
Soort pinisi
Padvinder
Zie Poortstart
Padre
(sp) Vlootpredikant.
Paddestoel
Kleine luchtkoker die boven het dek uitsteekt en niet naar de wind hoeft te worden gedraaid.
Pacific
Grote of Stille Oceaan; Stille Zuidzee. In 1513 ontdekt door de Spaanse veroveraar Vasco Núñez de Balboa (1475-1519).
Pacific Allure 43
Stalen knikspant motorjacht met zes vaste slaapplaatsen. L.O.A. 14,95 m., breedte 4,50 m., diepgang 1,30 m.
Paardelijn
Tros van kabelslag (3 of 4 strengen) van manilla of hennep.
Paardekontkastje
Steilsteven.
Paardebreedtes
: Windstille gebieden rond de dertigste breedtegraad, met hoge luchtdruk en af en toe veranderlijke winden. De naam is afkomstig uit het Spaans: Golfo de las Yeguas (`Golf van de Merries`).
Paard van Marken
Bekendste vuurtoren van het IJsselmeer. Werd gebouwd in 1839 en is 17,50 m. hoog.
Paard
(1) Touw onder een ra om op te lopen of op te staan. Zie ook afb. 15, Springpaard en Jackstay. (2) Balk die langsscheeps onder de dekbalken van de onderste dekken wordt aangebracht en op stutten rust.
PAAP
(Papa Alfa Alfa Papa). Algemene radio-oproep voor alle Nederlandse koopvaardijschepen.
Paalworm
(Teredo Navalis). Dit dier boort, net als de boordpissebed, gaten in het hout van schepen, en kan worden opgespoord door te kloppen en te prikken. Zie ook Boorders.
Paaltjes pikken; paaltjes lopen
Ook: slamming. Als de voorsteven van het schip tijdens het stampen in een neergaande beweging niet in een golfdal terecht komt, maar op een tegemoetkomende golf slaat, veroorzaakt dit een schok door het hele schip. Gevaarlijk, want de bodembeplating van het schip kan daardoor worden vervormd. Kan worden voorkomen door een paar streken van koers te veranderen of de snelheid van het schip te minderen.
Paalsteek
Knoop om een tijdelijke lus in een touw te maken.
Paalmast
Mast met niet-strijkbare steng.
Paalmastkotter
Kotter met ondermast en steng uit één stuk, of ten minste met niet-strijkbare steng.
Paal
(1) Meerpaal. (2) Droogvallend haventje.
Paai
(1) (Van `pa`. Zie ook `zeuntje`.) Oude bevaren matroos, belast met het beheer en de afgifte van bepaalde scheepsbenodigdheden of met het onderhoud van een bepaald onderdeel. (2) (Van `payer`.) Ook: paaigeld. Percentsloon van de opvarenden.
Paaien
(1) Laten vieren of schieten. `Een kabel in het ruim paaien.` `De staande netten paaien.` (2) Een schip beneden de waterlijn met harpuis besmeren.