De taal op het water

Kustvaart
Kleine Handelsvaart. In wezen een foutieve benaming voor een tak van zeescheepvaart met kleinere vaartuigen.

Kustvaarder
Vaartuig behorende tot de Kleine Handelsvaart. Zie afb. 10 en 24. In Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal (12e herziene druk van 1992) lezen wij: `Kustschip. Schip voor de kustvaart, dat niet geschikt is voor open zee, syn. kustvaarder.` Ja, ja, en dat wordt eventjes van achter een bureau vastgesteld. Ik heb alle zeeën bevaren met potjes van minder dan 500 BRT, in storm en wind. Behalve wat katterigheid nooit ergens last van gehad. Maar stel: je wilt naar zee en je moeder raadpleegt Van Dale?

KVD
Kleine-Vaartuigen-Dienst.

Kvalsund-boot
Scandinavische roeiboot uit de zevende eeuw, gevonden bij Kvalsund in Noorwegen. Was ± 18 meter lang en 3,20 m. breed en mogelijk kon de boot ook worden uitgerust met mast en zeilen.

Kwelwater
Water dat door de grondslag van een dijk dringt; doorsijpelend water.

Kwelder
Ook: gors of schor. (1) Het door afzettingen opgehoogd deel van een wad, waarvan het grootste deel alleen bij stormvloed onder water komt te staan. (2) Buitendijks land langs de zeekust.

Kwee
Ook: hoekerbuis. Groot soort haringbuis met bun.

Kwartierrol
Naamlijst van de schepelingen van een kwartier.

Kwartiervolk
Kwartier

Kwartier
Ook: kwartiervolk. Het deel van de bemanning dat samen een wacht loopt. Oorspronkelijk vier, thans twee afdelingen van de bemanning (stuurboord- en bakboordkwartier), die elkaar afwisselen.

Kwartiermeester
(1) Scheepsonderofficier in de rang van korporaal. (2) Bij de koopvaardij een bevaren volmatroos.

Kwakkerol
Liggend spil om de kwakkuil binnen te draaien.

Kwakkuil
Fijnmazig, zakvormig net, opengehouden door twee van het achterschip schuin in het water gestoken bomen, onder andere voor de vangst van paling en garnalen.

Kwakboom
Eén van de bomen waarmee de kwakkuil uitgehouden wordt.

Kwak
(1) Vissersvaartuig dat met een kwakkuil vist. (2) Botter die de kwakkuilvisserij beoefent. (3) Na de afsluiting van de Zuiderzee geleidelijk de algemene benaming voor een grote Volendammer botter. Zie Volendammer kwak. (4) Soort reiger. (5) Garnalenvisser.

Kwadrant
(1) Een van de eerste hoekmeetinstrumenten die door zeelieden werden gebruikt om de stand van zon en sterren te meten. Het kwadrant van Gunter berust op hetzelfde principe als het Daviskwadrant. Zie ook Jacobsstaf, Octant, Sextant en Zeeatrolabium. (2) Cirkelsegment, horizontaal op het roer bevestigd ter geleiding van de stuurkettingen.

KWIM
Koninklijke West-Indische Maildienst. L

K.O
Systeem om de winnaar van een match in een matchrace te bepalen. De tegenstanders worden door middel van loting paarsgewijs gekoppeld, waarbij degene die verliest direct afvalt. Bij deze methode zijn toevalsoverwinningen eerder regel dan uitzondering. Zie ook Best of three en Round robin.

K.I.D
Kombuis Inlichtingen Dienst. Onofficiële organisatie aan boord die zich geheel vrijwillig bezighoudt met zaaien.

K-serie
De schepen van de Amsterdamse rederij Spliethoff waarvan de naam begint met een K: Kaapgracht, Keizersgracht, Kielgracht, Klippergracht, Koggegracht en Koningsgracht. Zie ook A-serie, B-serie, E-serie, H-serie, L-serie en P-serie.

Lagune
Een door een rif of strandwal geheel of gedeeltelijk van de zee gescheiden watervlakte aan een aanslibbingskust.

Lager
Meer naar lijtoe.

Lagedrukslang
Flexibele slang als verbinding tussen de eerste trap en de tweede trap van de ademhalingsautomaat. De druk in de slang is ongeveer 7 bar.

Lagedrukgebied
Depressie

Lage wal, lagerwal
De kust of oever waar de wind naartoe waait.

Laf
Ook: laf op het roer. Lijgierig. Neiging van het schip om met de kop van de wind af te draaien.

Laden
Een lading inladen.

Ladders
Lijntjes tussen boven- en ondersim van staande netten. Zie Sim.

Laddermazen
Spiegelmazen

Ladderings
Ladders

Lactose
Zie Placebo

Labskous
Gerecht dat bestaat uit resten van gezouten vlees, vermengd met aardappelen en uien. In deze eeuw verving men de restjes gezouten vlees door cornedbeef.

Labradorstroom
Komt voort uit de West-Groenlandstroom. Loopt langs Labrador en brengt veel ijsbergen naar lagere breedten.

Labrador Retriever
Wanneer de vissers uit Newfoundland in de zuid Engelse havenstad Poole de wal opgingen, namen zij hun trouwe metgezel, de `kleine Newfoundlander`, mee. Het duurde niet lang voordat de Engelse adel attent werd gemaakt op de bijzondere eigenschappen van het ras. De Engelse hertogen en graven hadden zoveel geld voor de honden over, dat de vissers afstand deden van hun trouwe metgezellen, en later zelfs speciaal voor de verkoop `kleine Newfoundlanders` naar Engeland brachten.
De Engelse adel gebruikte de hond voor de jacht. In 1814 publiceerde kolonel Peter Hawker zijn boek Instructions to Young Sportsmen, waarin hij onderscheid maakte tussen de grote Newfoundlander en de kleinere soort, die hij `St. John’s Dog’ of `Labrador’ noemde en uitermate geschikt achtte voor iedere soort jacht. In latere publicaties werd deze hond `Labrador Spaniël’ genoemd, en nog later bezigde men de thans gangbare naam Labrador Retriever.

Labberdaan
Gezouten kabeljauw.

Labberkoelte
Zeer flauwe wind

Labber
Zwak. `Een labber windje.`

Laadhoofd
Rechthoekige, door luiken afgedekte opening in het dek van een schip, die toegang tot de ruimen geeft.

Laadreep
Staaldraad aan de laadboom, waarmee de goederen worden opgehesen.

Laadroef
Potkast. Afneembare verhoging van de den.

Laadvermogen
Maximale belasting van een schip.

Laafnet
Groot soort maalnet.

Laag
(1) Evenwijdig aan de wal afgemeerde rij boten. `In de laag afmeren.` (2) Rij in het zand gelegde, geaasde haken. (3) De gezamenlijke stukken geschut op hetzelfde dek van een oorlogsschip. `Geef hem de volle laag.`

Laag water!
Het schaftenis afgelopen.

Laadboom
Boom die zodanig draaibaar aan de laadpaal of mast bevestigd is, dat hij zowel in horizontale als verticale richting kan draaien. Wordt gebruikt om te laden en te lossen wanneer de middelen daartoe in de haven ontbreken. Zie afb. 25.

LDV
Logistieke Dienst Verzorging. Zie ook Hoboko.

Le Mans-start
Hierbij staan de surfers of kanoërs een meter of tien van de waterlijn, waar de surfplanken of kano`s klaar liggen. Op het startschot rennen zij op hun vaartuigen af, duwen ze in het water en varen weg.

Lengte
Afstand van een plaats tot de eerste of beginmeridiaan, in graden gemeten langs de breedtecirkel.

Lengers President 615
Polyester knikspant (diep-V) motorjacht met zeven vaste slaapplaatsen. L.O.A. 18,20 m., breedte 4,82 m., diepgang 1,25 m.

Leng
Kettingstrop.

Lengers Ladenstein 2000
Polyester knikspant (diep-V) motorjacht met acht tot tien vaste slaapplaatsen. L.O.A. 21 m., breedte 5,25 m., diepgang 1,40 m.

Lemsterschouw
Ook: zeeschouwof spekbakSchouw bestemd voor de Zuiderzeevisserij. Werd onder andere in Lemmer, Enkhuizen en Hoorn aangetroffen.

Lemstra 36
Stalen of aluminium zeiljacht. L.O.A. 11 m., breedte 3,60 m., zeiloppervlak 73 m².

Lemsteraak 910
Zeer handelbaar houten rondebodemjacht. L.O.A. 9,10 m., diepgang 0,54 m.

Lemsteraak 10
Zeewaardige houten rondebodemjacht. L.O.A. 10 m.

Lemsteraak
(Classic Yachts Marken). Stalen rondspant zeiljacht met acht vaste slaapplaatsen. L.O.A. 13 m., breedte 4,20 m., zeiloppervlak 77 m².

Lemsteraak
Soms ook boeier genoemd. Oorspronkelijk speciaal gebouwd voor de visserij op de Zuiderzee, waarbij zware eisen werden gesteld aan zeileigenschappen en zeewaardigheid. Thans een van de mooiste ronde jachten. De Groene Draeck van koningin Beatrix is zo`n Lemsteraak. Zie ook afb. 28.

Lemmer
Arbeider die een walvis helpt slachten.

Lekko
(Let go!) Laat vieren (die lijn), laat vallen (dat anker).

Lekdienst
Onderdeel van de D(amage-control)-organisatie. Dienst die tijdens gevechten verantwoordelijk is voor de stabiliteit van het schip.

Lek
(1) Niet waterdicht. (2) Plaats waar iets lek is.

Leisure 17
Trailerbaar flushdek zeiljacht met vier slaapplaatsen. L.O.A. 5,56 m., breedte 2,20 m., zeiloppervlak grootzeil 7,70 m², fok 6 m², genua 9,30 m², spinnaker 19,30 m².

Leioog
Ook: schootoog. Oog van metaal of kunststof waar een schoot of ander touw doorheen geleid wordt om de trekrichting te veranderen.

Legwaring
De dikke planken die op het dek van houten binnenschepen langs het boord liggen en als loopvlak dienen.

Leguaan
Stootkussen, vaak van gevlochten touw, dat de voorsteven beschermt, of – zoals in mijn geval #NAME?

Leggers
Bodemspanten van een platbodemjacht.

Leg-of-mutton sail
Torenzeil; bermudazeil.

Leg
Rak.

Leek
Laik

Leechline
Lijntje waarmee de spanning van het achterlijk kan worden geregeld.

Leech
De lijn tussen de top van het zeil en de schoothoek.

LHA
(n)Local Hour Angle.

Ligplaats
Plaats waar een boot geankerd of afgemeerd is of kan worden.

Liggende doft
Zware dwarsbalk waarop de stuurman van een botter staat.

Liggeld
(1) Ook: kaaigeld. Belasting van schepen geheven voor het liggen aan een kade of in een haven. (2) Geld dat aan de reder wordt betaald voor de tijd die het schip boven de bepaalde termijn ergens ligt om op lossing of lading te wachten.

Ligdagen
Dagen die benodigd zijn voor het laden en lossen. Tegenwoordig vaak lig-uren.

Ligbokje
Steunder voor giek en gestreken mast.

Lifejacket
Reddingsvest.

Lifeline
Lijflijn.

Lifeboat
Reddingsboot.

Lierlijn
Lijn waaraan tijdens het vissen de snoekbaarssleepnetten vastgestoken zijn.

Lierdraad
(1) Staaldraad waarmee de dwarskuil aan boord gedraaid wordt. (2) Sleeplijn van de snoekbaarssleepnetten.

Lieraap
Elk van de bemanningsleden aan boord van een groot wedstrijdjacht dat er op is getraind de lieren te bedienen. Bij het gijpen en overstag gaan is hun snelheid en kracht een bepalende factor.

Lier
Mechanisch hulpmiddel om grote kracht op een schoot, val of ketting te kunnen uitoefenen.

Lichtweerzeil
Zeil dat onder minimale windcondities wordt gebruikt, doorgaans met een oppervlakte van 7 m² of meer.

Lichtsectoren
Sectorlichten

Lichtschip
Soort drijvende vuurtoren. Sind men de Noord Hinder heeft weggehaald heeft Nederland geen lichtschepen meer. Ze zijn allemaal vervangen door lichtboeien. In Engeland zijn ze voor een prikje te koop. Men kan er prachtige plezierjachten van maken. Zie afb. 30.

Lichtmatroos
Laagste `rang` van het dekpersoneel. Zie ook Matroos o.g., Matroos en Volmatroos.

Lichterbrief
Consent tot het lossen van een gedeelte van de lading in een andere plaats dan is overeengekomen, bijvoorbeeld in verband met averij of lage waterstand.

Lichter
(1) Schip met geringe diepgang zonder eigen voortstuwing. Zie ook LASH. (2) Kaag. (3) Hek- of marslantaarn.

Lichtenlijnen
GeleidelichtenIn de Dordtse Kil wemelt het ervan.

Lichtekooi
Prostituée. Dame die men licht (gemakkelijk) te kooi krijgt.

Lichtboei
Boei die een lichtsignaal geeft.

Licht der Zeevaert, Het –
Bloemlezing van de beste Hollandse schrijvers op het gebied van de zeevaartkunde, zoals Barents en Waghenaer, in 1608 gepubliceerd door Blaeu te Amsterdam.

Liberty-schip
Amerikaans vrachtschip waarvan er tijdens de Tweede Wereldoorlog 2680 zijn gebouwd. 7000 BRT. L.O.A. 134,60 m., breedte 17,30 m., diepgang 8,10 m. Zie afb. 29.

Liberty man
Passagierende matroos.

Liberty boat
Tender.

Ljungström-jacht
Zeilboottype met een gestroomlijnde romp en vaak een draaibare mast, zonder stagen.

Lloyd`s Open Form
Verkorte omschrijving van Lloyd`s Standard Form of Salvage Agreement. In 1890 ingesteld om tijdrovende rechtszaken tussen eigenaars van sleepboten en gezagvoerders-reders van om hulp vragende schepen te voorkomen. De sleepboot seint `L` en wanneer daar bevestigend op wordt geantwoord betekent dit dat beide partijen zich neerleggen bij een eventuele uitspraak van de door Lloyd`s aangewezen arbiter.

Lloyd`s Register of Shipping
Classificatiebureau, in 1834 opgericht te Londen, die de maatstaven voor de scheepsbouw bepaalt.