De taal op het water

KMS
Koninklijke Maatschappij `De Schelde`.

Knot
Streng katoen of garen.

Knoop
(1) Een snelheid van één zeemijl (1,852 km.) per uur. Een schip loopt dus wel `10 knopen`, maar nooit `10 knopen per uur`, want dat is een pleonasme. (2) Verbindingsklos tussen voor- of achtersteven en kielbalk.

Knock out
K.O.

KNMR
Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij. Is gevestigd te IJmuiden.

KNMI
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut.

KNMC
Koninklijke Nederlandse Motorbootclub.

Knippen en scheren
(1) Schoonmaken van de scheepshuid. Zie Aangroeiing. (2) Iemand grondig de les lezen.

Knipleuver
Leuverdie door een veer wordt gesloten.

Knikstag
(1) Stag die voor de mast loopt, van masttop tot mastvoet, en uitgehouden wordt door een langszaling. (2) Horizontale stag tussen twee masten.

Knikspant
Een soort constructie bij boten waarbij de in de lengte lopende planken of de platen elkaar onder een hoek ontmoeten. In geval van meer knikken in de huid spreken we van een multiknikspant. Zie ook afb. 43.

Kniklijn
De hoek gevormd door twee planken aan de buitenkant van een houten boot met knikspantconstructie.

Knikken en knakken
Gymnastiek aan boord.

Knijpen
Eigenlijk te scherp aan de wind zeilen, zodat de zeilen blijven klapperen, maar de boot toch niet stil komt te liggen.

Knighthead
Apostel.

Knie
Driehoekig of knievormig houten of ijzeren verbindingsdeel.

Knevel
Tapse houten pen.

Kneusje
Iemand die om bepaalde redenen verlichte dienst mag draaien.

Kneppeltouwen
Spruit op de kneppel.

Kneppel
Balkje aan het uiteinde van staande- of sleepnetten (in het eerste geval ook: sneestok).

Knecht
(1) Horizontale vierkanten houten balk aan de achterkant van de mastkoker, voorzien van korvijnagels, waarin de lummel rust en waarop de vallen belegd worden. (2) Stuurpen.

Knaap
Klampje om tijdelijk iets op te bevestigen.

Knuttel
Zie Reefknuttel

KNR
Koninklijke Nederlandse Redersvereniging.

KNRB
Koninklijke Nederlandse Roei Bond.

KNSM
Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij.

Kofferdij
Koopvaardij.

Kofferdekschip
Vrachtschip met een kofferdek, geschikt voor stortladingen.

Kofferdam
Ruimte tussen twee dicht opeen liggende waterdichte schotten.

Kofferdek
Ook: trunkdek. Opbouw op het bovendek van een schip die aan beide boorden maar tot halverwege de breedte van het schip gaat.

KOF
Koninklijk Onderwijsfonds voor de Binnenvaart.

Kof
(1) Stevig Gronings platbodemd zeilschip voor de binnen- en kustvaart, met ronde voor- en achtersteven, zonder zwaarden. Meestal met twee masten en later ook met hulpmotor. (2) Loodsenterm, waarmee vroeger de Groninger kof werd bedoeld, maar later elk schip beneden de 1000 ton.

Koestront
Soort bruine alg.

Koes-koes
Onsmakelijk uitziend mengsel van doorgeslagen gort en suiker, dat de volgende dag, als het stijf is, wordt vermengd met lemoensap (of azijn). Goed tegen scheurbuik.

Koerswendingspunt
Waypoint.

Koersschrijver
Elektronisch instrument dat is aangesloten op het gyrokompas. Bestaat uit een dochtermotor, koerspen, uurwerk, trommel met veerwerk en een rol koersschrijverpapier. Wordt gebruikt ter controle van de automatische stuurinrichting, de controle van de roerganger en de staving van verklaringen betreffende manoeuvres die met het schip zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld bij een scheepsramp.

Koerslijn
Lijn op de kaart van de gegiste of ware plaats van het schip naar een punt op de kaart waarheen men wil varen.

Koerskruisend vaartuig
Vaartuig dat een zodanige koers voorligt dat zijn koers de koers van het eigen vaartuig kruist. Zie Uitwijken en Voorrang.

Koers over de grond
De in werkelijkheid gevolgde koers, rekening houdend met variatie, deviatie, drift en stroom.

Koers door het water
De richting waarin de boot zich door het water beweegt, rekening houdend met de drift.

Koers
(1) De voorwaartse richting van het langsscheepse symmetrievlak van een vaartuig. (2) Zie Vaart.

Koero Sjiwo
Zwarte Stroom. Deel van de Noordequatoriaalstroom. Loopt ten oosten van de Filippijnen en Formosa langs Japan en vervolgens in oostelijke richting de oceaan in.

Koelzeil
Broek van Bertha.

Koelte
Wind.

Koelschip
Schip met koelinstallaties voor het vervoer van levensmiddelen.

Koelewijn
Zo heet half Spakenburg. (Waarom begrafenissen in Spakenburg uiterst sober zijn? Koelewijn behoeft geen krans.)

Koel- en vriesschip
Schip ingericht voor het vervoer van gekoelde of bevroren lading.

Koekoek
Uitbouwsel met glas aan dek voor licht en ook ventilatie in de verblijfsruimte eronder. Het glazen gedeelte wordt ook lantaarn of schijnlicht genoemd.

Koeker(tje)
IJzeren bus waarmee een gat in het hout bekleed wordt.

Koegel
Kogelgewicht.

Koebrugdek
Het laagste dek boven het ruim.

KPM
Koninklijke Paketvaart Maatschappij, opgericht in 1888.

Kril
Ook: walvisaas. Planktonkreeftjes (orde der Euphausiaceae), die vooral in Antarctische wateren voorkomen. Zij vormen een belangrijke schakel in de voedselketen.

Krikkemik
Lastig en gevaarlijk vaarwater met veel eilandjes en (blinde) klippen.

Kribbetje varen
Bij het stroomopwaarts gaan tussen de kribben varen. Kan gevaarlijk zijn wanneer men niet weet hoever de kribben onder water doorlopen.

Krib
(1) Krebbe(2) Dwars in een rivier of stroom uitstaande stenen dijk om de stroom uit de wal te houden.

Krengen
(1) Een stilligend schip doen overhellen om de zijde die boven water komt af te krabben of te herstellen. Zie ook Kielen. (2) Bewegen van de romp van de surfplank om zijn lengteas.

Krek
Stuurboog; ijzeren strip met gaatjes om de stuurpen(nen) in te zetten.

Kreeuw
Zakje waarin de matroos tijdens het werk zijn gereedschap bij zich draagt. Zie ook Loopzakje.

Kreek
(1) Klein, smal, veelal stilstaand water, dikwijls een inham van de zee. (2) Smal vaarwater tussen ondiepten of eilanden. (3) Kleine rivier.

Krebbe
Ook: krib. Vierkante afgesloten ruimte aan bak- en stuurboord in het ruim van een haringschip, waarin de haring uit het net wordt gestort.

Krat
(m)Kooi

Kras
Voorman van een ploeg havenarbeiders die een schip moeten laden of lossen.

Krans
Grommer

Krammen
Met kramgarens bevestigen.

Krammat
Laag stro of riet die tegen de helling van een dijk is aangebracht en met strobeugels bevestigd, om hem tegen de golfslag te beschermen.

Kramgat
Elk van de gaten langs het lijk van een zeil waardoor het kramgaren gaat.

Kramgaren
Dun touw waarmee de zeilen aan de rondhouten worden bevestigd.

Kram
Hommer

Krachtenkoppel
Twee krachten die in tegengestelde richting maar niet op dezelfde plaats op een voorwerp inwerken (bijvoorbeeld de wind op de zeilen en de waterstroom op de kiel en de romp). De afstand tussen de twee krachten wordt de `arm` genoemd.

Krabben
Het slepen van het uitgeworpen anker over of door de bodem, door windkracht en golfbeweging. Is niet de bedoeling. Het kan worden tegengegaan door meer ankerketting te steken of de ketting te verzwaren.

Kraanlijn
Touw waarmee de nok van de giek opgehesen of opgehouden wordt. Zie ook afb. 48.

Kraanbalk
Twee knievormige balken aan de zijkant van de steven, waaraan het anker wordt opgeheven en bevestigd.

Kraak
(1) Groot, karveelwijs gebouwd, vierkantgetuigd zeilschip met hoge kampanje, dat in de 16e en 17e eeuw vooral door de Spanjaarden en Portugezen werd gebruikt. Prototype van het galjoen, voortkomend uit de kog. Later onderging het schip allerlei wijzigingen, kreeg het meer masten en bezaantuig en werd het ook gebruikt als oorlogs- en beurtschip. (2) Binnenvaartuig met één mast dat voornamelijk in Zuid-Holland voorkwam.

Kraaienest
(1) Uitkijkpost. (2) Uitkijkpost boven in de mast. (3) Op een haringbuis een halfrond bord waarmee de kop van het roer is betimmerd.

Kraag
Voorste gedeelte van het aatje.

Kra
Anker. `De Dolfijn gooide de kra in de grond.`

KSR
Hoofdafdeling Kust- en Scheepsradio van de PTT, voorganger van de HDTP.

Kustlicht
Verzamelnaam voor alle aan of nabij de kust opgestelde lichtbakens ten behoeve van de scheepvaart, zoals vuurtorens en lichtschepen.

Kuster
Kustvaarder

Kust
Strook aan de oeverlijn van een land, gedeeltelijk onder en gedeeltelijk boven water, waar branding, getijstroom, kuststroom en oeverafslag de kustvorm beïnvloeden.

Kussens
Liggers in het voor- en achterschip van een hoogaars en een schouw.

Kurkenzak
(1) Zak van gevlochten touw, gevuld met kurk of ander veerkrachtig materiaal, die als stootkussen wordt gebruikt. (2) Iemand die de schuld van iets op zich neemt zonder dat hij iets misdaan heeft.

Kuilvisserij
Visserij met de kuil.

Kuip
(1) Een verlaagd gedeelte in het achterdek van een zeilboot. Oorspronkelijk bestemd voor de roerganger, maar tegenwoordig doorgaans ruim genoeg om stuurman en bemanning plaats te bieden. (2) Commandobrug van een onderzeeër.

Kuiltouw
Lijn waaraan de kuil gesleept wordt.

Kuiltent
Zonne- of regentent op het dek, tussen grote en fokkemast.

Kuilnet
Kuil

Kuiloog
Oogbout door voor- of achtersteven, aangrijpingspunt van één van de (dwars-)kuiltouwen.

Kuildek
Geschutdek; dek waarop het geschut staat.

Kuildekschip
Drie-eilandenschip

Kuilen
Met de kuil vissen.

Kuiler
Iemand die met de kuil vist.

Kuilhout
Dwars van het vaartuig uitstaande boom, die dient om de dwarskuil open te houden.

Kuil
(1) Langgerekt, trechtervormig, nauwmazig net, dat bij sterk stromend water voor anker wordt gelegd of door één of twee schepen door het water wordt getrokken. Bestaat uit een bovenzijd en een onderzijd. Sinds 1970 een verboden vistuig in Nederland. (2) Nieuwe, nog opgerolde tros, zo uit de fabriek. (3) Drie-eilandenschip.

Kub
(1) Korte, van tenen gevlochten of van garen gebreide fuik zonder vleugels. (2) Achterste gedeelte van een fuik. (3) Tenen mand waarin de vis voorlopig wordt bewaard.

Kubboot
Open boot die vroeger werd gebruikt voor de kubbevisserij op de Zuiderzee en de Hollandse plassen.

Kuttelikker
Soort platte radiateurkwast, waarbij de eigenlijke kwast verticaal is geplaatst. Zie ook Bokkepoot.

Kuulder
Met de wonderkuil vissende botter.

Kustwacht
Dienst die als taak heeft het waarschuwen van alle daarvoor in aanmerking komende instanties wanneer er zich in het zee- en kustgebied een scheeps- of vliegtuigramp plaatsvindt. De kustwacht is in feite een samenwerkingsverband van Scheveningen Radio, het Directoraat-Generaal voor Scheepvaart en Maritieme Zaken, Rijkswaterstaat, Politie, Dienst Luchtvaart, Douane, Algemene Inspectiedienst (AID), Koninklijke Marine en de Reddingsmaatschappijen. Ook houdt men zich tegenwoordig bezig met het op veilige vaart controleren van de koers van met name pleziervaartuigen.