De taal op het water

Kaar
(1) Kist met gaatjes om vis in levend te houden. Ook houwer. (2). Geperforeerde afsluiting van de bun.

Kaapvaart
Ook: commissievaart. Piraterij met toestemming van de regering.

Kaapstander
Ook: windas. Wiel op een verticale as met een ketting eraan, gebruikt om zware lasten te verplaatsen en meertrossen door te hieuwen.

Kaap Kont
Ook: het gebreide broekje. Bij moeder de vrouw. `Nog even en ik lig weer achter Kaap Kont.`

Kaaps duifje
Scheepsbeschuit, geweekt in water en belegd met een stuk spek.

Kaap Hoorn
De zeer beruchte zuidelijkste kaap van het Amerikaanse continent, waar veel schepen zijn vergaan. Na de opening van het Panamakanaal in 1914 werd de stroom schepen die via Kaap Hoorn van de Atlantische naar de Grote Oceaan voer, drastisch ingeperkt. Tegenwoordig vindt men er voornamelijk kleine zeiljachten en Argentijnse vissersschepen. Omdat de wind en stroom zich er voornamelijk van het westen naar het oosten begeven, gingen de reizen van de Atlantische naar de Grote Oceaan vaak gepaard met een verschrikkelijke strijd tegen de enorme golven en felle sneeuwstormen in Straat Drake. Veel kapiteins vonden het, na weken te hebben geprobeerd de kaap te ronden, welletjes. Zij staakten hun pogingen en bereikten de Grote Oceaan door om de hele wereld heen te zeilen, via Kaap de Goede Hoop en Australië.

Kaap de Goede Hoop
Zuidelijkste punt van het Kaapschiereiland in Zuid-Afrika, waar de Indische Oceaan en de Atlantische Oceaan elkaar raken. Het kan daar nogal spoken.

Kaap Bojador
Tussen 1424 en 1434 probeerden vijftien expedities deze veel gevreesde kaap te ronden. Geen van hen slaagde erin, zij keerden allemaal onverrichter zake terug. Het werd een imaginaire angstbarrière, die in werkelijkheid uit niets meer bestaat dan een klein uitsteekseltje met wat blinde klippen, die slechts gevaarlijk zijn wanneer men te dicht onder de kust vaart. In die tijd betekende navigatie in de praktijk niets meer dan het volgen van de kustlijn. Gil Eanes, die de kaap in 1434 voor het eerst rondde, noemde haar in 1433, toen hij zonder resultaat moest terugkeren, nog `absoluut niet te ronden`. In Zurara`s Crônica dos Feitos da Guiné (Kroniek der Guinese Expedities) staat: `De stromingen zijn er zo sterk, dat elk schip dat erin slaagt er doorheen te komen, nooit zal kunnen terugkeren.` De kaap was ook het symbool van de moed van een Portugese prins – Hendrik de Zeevaarder – die niet in `niet te ronden kapen` geloofde en zijn zin doordreef totdat zijn schepen er eindelijk in slaagden de kaap wél te ronden.

Kaan
(1) Schipper. (2) Platbodem van de Noordduitse rivieren, gebruikt als vrachtschuit.

Kaal zeil
Kale zeil.

Kaal liggen
Men ligt `kaal` als men geen zeil of motor meer bij heeft staan en nauwelijks of niet vooruit komt, terwijl de helmstok of het stuurwiel is vastgesjord en de bemanning zich benedendeks heeft opgeschoten.

Kaairidder
Bootwerker.

Kaakton
Ton voor het bewaren van scheepsbeschuit.

Kaafijzer
Grote scheepsbeitel.

Kaag
Ook: lichter. Binnenschip met zijzwaarden, mast en boegspriet. Voerde een sprietzeil, vlieger, stagfok en kluiver.

Kaai
Kade.

Kaai en schip
Wanneer men zegt dat iets `tussen kaai en schip` is gevallen, betekent dit dat het is gestolen. Vgl. de Engelse uitdrukking `It fell off the back of a lorry.`

Kaaidraaier
Ook: kadraaier. Parlevinker.

Kaaien
(1) Een ra langsscheeps brassen en toppen, respectievelijk aan de andere kant van de mast brengen. (2) Een rondhout van een verticale in een horizontale stand brengen, of omgekeerd.

Kaaier
(1) Klapgijp(2) Verraderlijke gier van het schip doordat een golf ertegen breekt en het opzij duwt. (3) Zo`n golf zelf. `Een valse kaaier.`

Kaaigeld
Liggeld. Geld dat moet worden betaald om aan de kade te mogen liggen.

Kaaihelling
(1) Helling waarop men vaartuigen haalt om ze te kalfaten. (2) Oprit van een laaggelegen loswal naar een hoge kaaimuur.

Kaailijn
(1) Dun touw waarmee men iets omhoog hijst of vast zet. (2) Lijn op de nokken van een bramra, om die bij het kaaien neer te halen.

Kerkschip
Vaak ook: Hospitaalschip. Schip met een predikant aan boord, dat dient als kerk en geestelijk steunpunt voor vissers op zee.

Kenterschalm
Schalm die uit elkaar kan worden genomen en waarmee de delen van een ankerketting aan elkaar zijn verbonden.

Kenteren
(1) Omslaan, kapseizen. (2) De verandering van stroom en wind. `Het tij kentert.`

Kenning
Grens van het zicht. Zie ook Zicht.

Kempenaar
Binnenvaartschip dat het Kempense kanaal kan passeren. Is maximaal »0 meter lang en »,»0 m. breed, en de diepgang is niet meer dan 2,50 m.

Kelvingolf
Getijsysteem op het noordelijk halfrond, waarbij het getijverschil aan de rechterzijde van de golfrichting in een nauw kanaal toeneemt en aan de linkerzijde afneemt. Zie ook Hydraulische getijstroom.

Kelter
Uitdrukking die weergeeft dat alles in orde is, of alles goed is opgeruimd.

Kelten
De enige echte ontdekkers van Amerika. Nog voordat de Vikingen en Columbus Amerika ontdekten, staken de Ierse Kelten met hun lichte, zeewaardige coracles de Atlantische Oceaan over. Via IJsland en Groenland bereikten zij de kust van Noord-Amerika.

Kelp
Zeewier (fam. der Laminariales). Verzamelnaam voor algensoort met grote bladeren, die in de koudere kustgebieden op rotsen groeit. De reuzenkelp (genus Macrocystis), die in het noorden van de Grote Oceaan voorkomt, kan wel »5 meter lang worden. Kelp is rijk aan vitaminen en mineralen.

Kelder
(1) Schertsende benaming van zeebodem. `Die pot gaat naar de kelder.` (2) Bergplaats aan boord van zeilen en touwwerk.

Kelderen
Zinken.

Keg
Houten wig.

Keganker
Werpanker.

Kegel
Motor-zeilkegel

Keesje
Leren zandzakje aan een dunne lijn, dat van boord naar de wal wordt gegooid om vervolgens dikkere trossen naar de wal te kunnen halen.

Keerwater
Tegenstroom die in een rivier achter een obstakel wordt gevormd.

Keerspant
Hoeklijn ter versterking van een wrang of spant bij staalbouw, bestaande uit twee op elkaar geklonken of gelaste hoekijzers.

Keersluis
(1) Enkele sluis die de hoge waterstand tegenhoudt. (2) Stuwsluis.

Keerkoppeling
Inrichting van bepaalde scheepsmotoren waardoor men de bewegingsrichting van de schroefas kan omdraaien.

Keergijn
Zware takel.

Keerblok
Blokmet een draaiende haak.

Keel
Enkel

Kee
Hok waarin op een vissersvaartuig de gevangen vis in het ijs wordt gelegd.

Kediel
Kardeel

Kedge
Verhalen.

KHL
Koninklijke Hollandse Lloyd.

Kil
Diepe vaargeul tussen twee zandbanken in.

Kikvorsman
Duiker met een speciaal rubber kikvorspak, duikbril en ademhalingsapparatuur, die wordt ingezet om bepaalde werkzaamheden onder water te verrichten, of daar militaire acties uit te voeren. Veel marinemensen en mariniers kregen nog niet zo lang geleden hun `kikkeropleiding` op de Soemba in Den Oever. Maar ja, de bezuinigingen…

Kikker
(1) Houten of metalen klamp met twee uitsteeksels om een schoot e.d. op vast te zetten. Ook in moderne vorm als klemkikker, Curry-klemmen etc. (2) Kikvorsman.

Kies
Gietstalen stuk ijzer in de boegstopper, dat het anker tijdelijk vangt om uitlopen te beletten.

Kielzog
Kielwater

Kielwater
Ook: kielzog. Streep schuimend water die een varend schip achterlaat.

Kielspeling
De speling tussen kiel en vaargeulbodem.

Kielrichting
Ook: kiellijn. Midscheepslijn tussen spiegel en boeg.

Kielmidzwaard
Een combinatie van een kiel en een midzwaardsysteem. Het midzwaard is hier van metaal, waardoor het ook meehelpt aan de stabiliteit.

Kielplaat
Bij staalbouw de plaat die de kielbalk vervangt.

Kiellinie
Vlootformatie waarbij de kielen van de schepen in één lijn achter elkaar liggen. Bij een dubbele kiellinie zijn twee evenwijdige lijnen gevormd.

Kiellijn
Kielrichting

Kiellichter
Breed, zwaar, vierkant vaartuig met platte bodem, waarmee zeer zware lasten worden vervoerd en waarmee schepen kunnen worden gekield.

Kiellegging
Het leggen van de kiel bij het begin van de bouw van een schip.

Kielkoeling
Koelsysteem van scheepsmotoren waarbij een hoeveelheid koelwater in buizen door of langs de kiel wordt geleid, waardoor het water door het buitenboordwater wordt afgekoeld. Zie ook Buitenboordkoeling en Interkoeling.

Kieljacht
Jacht met een kiel, in tegenstelling tot zijzwaardjacht.

Kielgang
Zandstrook

Kielhalen
(1) Tot 1854 bestaande lijfstraf aan boord van oorlogsschepen, waarbij de veroordeelde een in olie gedrenkte spons in de mond kreeg gedrukt en met touwen onder de oksels en aan de voeten maximaal drie maal onder de kiel werd doorgetrokken, van de ene naar de andere kant van het schip. Niet zelden had dit de dood tot gevolg. (2) Kielen.

Kielen
Een schip overzij halen, om er van onderen het nodige werk aan te kunnen verrichten. Zie ook Krengen.

Kielboot
Scherp vaartuig met kiel.

Kielbalk
Een balk die evenwijdig aan de kiel (1) binnen de boot loopt.

Kiel
(1) Een zwaar balkvormig stuk hout over de gehele lengte van de boot. (2) Uitstekende rib onder de boot aangebracht om te voorkomen dat de boot verlijert; dient tevens als ballastmiddel. We onderscheiden de vinkiel, de bulbkiel en de kimkiel. Zie ook Verlijeren. (3) Onderdeel van een fuik.

Kiddle
Rij staaknetten (aan de kust).

Kichemaru
Japanse stoomboot die op 28 september 1912 voor de kust van Japan schipbreuk leed. Ongeveer duizend opvarenden kwamen daarbij om.

Kick strap, kicking strap
Wipschoot aan de giek.

KJCPL
Koninklijke Java China Paketvaart Lijnen.

Klapzwaard
Zwaarddat automatisch inklapt zodra het iets raakt.

Klapstikken
Verticale houten schotten waarin de kwakkerol draait.

Klapmutssteng
Zie Steng

Klapmutsra
Ra waaraan de klapmuts wordt bevestigd.

Klapmuts
(1) Moonsail. Driehoekig zeil boven het scheizeil. (2) Sluitplank in het achterschip van bijvoorbeeld een hengst.

Klaploper
Een takel dat bestaat uit een loper met aan één kant een lus en een eenschijfsblok dat bevestigd is aan het halende part van een val. Om de val na het hijsen strak door te zetten wordt de lus van de loper op een klamp gezet en nu kan dubbel zoveel kracht worden gezet.

Klaplong
Longbeschadiging door overdruk van uitzettende lucht in de longen tijdens het opstijgen van een duiker, omdat hij zijn adem heeft ingehouden. Kan worden voorkomen door zuurstof te delen met je buddy, of door een vrije opstijging.

Klapgijp
Het onverwachts van het ene boord naar het andere slaan van het zeil, op een voordewindse koers.

Klapbout
Ook: puttingbout. Bout waarmee de puttings aan het boord worden vastgezet.

Klapanker
Stokloos anker met beweegbaar kruis.

Klap
Omwenteling van de schroefas. `Meester, kan die kar nog een paar klappen meer krijgen?`

Klamprak
Twee zware klampen achter tegen de ra, om te voorkomen dat die heen en weer schuift.

Klampschildpad
Blokdat van onder open is.

Klamphouder
Matroos die op een schip zonder scheepstimmerman het timmerwerk verricht.

Klamp
Een stuk beslag dat dient om er een lijn op te beleggen.

Klamaai
(1) Karveelhout(2) Tegen het dek aangebrachte beugel waaraan de kooien of hangmatten worden opgehangen. (3) Klamaaiijzer.

Klamaaien
De naden van het schip met een klamaaiijzer reinigen en vervolgens breeuwen.

Klamaaiijzer
Kalfaatijzer met breed blad en lange steel.

Kladdigheid
In het water zwevende rotzooi.

Klabaai
Ook: klamaai. Beugel of stok waaraan de hangmat of kooi wordt opgehangen.

Klaarzak
Zakvormig net dat in de bun wordt gehangen en waarin men vis bewaart (meestal aal).

Klaar voor overstag
Waarschuwing aan de fokkenist dat men overstag wil.

Klaar water
Helder water.

Klaarbak
Houten bak om vis in te sorteren.

Klaar
Vrijlopend. Zegt men wanneer kettingen, kabels en trossen vrij zijn van kinken en knopen.