Fokkemast
Eerste mast, wanneer dit niet de hoofdmast is.
Fokkemaat
(1) Fokkenist. (2) Bijligger (2).
Fokkeloet
Fokkestutter. Een rondhout dat wanneer men pal voor de wind zeilt wordt gebruikt voor het uitzetten van de schoothoek van een voorzeil. De bek rust tegen de mast.
Fokkeboom
Rondhout aan of bij de voet van een voorzeil, dat het mogelijk maakt dat het voorzeil bij het overstag gaan vanzelf naar het andere boord over gaat.
Fok te loevert
Te loevert.
Fok
(1) Driehoekig zeil bevestigd aan de voorstag. Zie afb. 20, 48 en 52. (2) Het onderste razeil aan de voormast van grote vierkantgetuigde schepen.
Foutvracht
De vergoeding die de bevrachter moet betalen wanneer hij de laadruimte die voor hem is gereserveerd niet gebruikt.
Frisian 46
Robuust stalen zeiljacht, met ruim interieur en kottertuig. Zeer zeewaardig. L.O.A. 13,46 m., zeiloppervlak 112 m².
Friese tjalk
Tjalkmet een gestrekte vorm, enigszins voorover vallende steven en doorgaans weinig zeeg.
Friese schouw
Kleine zeilschouw met bijna rechtopstaande boeisels en licht naar buiten vallende boorden. Voerde vaak een sprietzeil en stagfok en werd gebruikt voor het verkeer op de Friese meren, de pleziervaart en de visserij.
Friesche Vlet 10.10
Stalen multiknikspant motorboot met twee tot vier vaste slaapplaatsen. L.O.A. 10,10 m., breedte 3,59 m., diepgang 0,90 m.
Fries jacht
Klein type rondebodemjacht, dat een tussenvorm van de boeier en de tjotter lijkt te zijn. Open boot, meestal met een vaste plecht. Heeft een smal roer en berghouten, en vaak als versiering een leeuwtje op de roerkop.
Friendship. A
merikaanse sloep (afkomstig uit de staat Maine) met scherpe klipperboeg en hoge kop. Alle nog bestaande Friendships, die vroeger werden gebruikt voor de visvangst, zijn inmiddels omgebouwd tot plezierjacht.
Friendship 38 Racing
Polyester (tegen meerprijs Twaron) rondspant toerwedstrijdzeiljacht met acht vaste slaapplaatsen. L.O.A. 11,40 m., breedte 3,50 m., zeiloppervlak 85,70 m².
Friendship Junior
Snel en prima trailerbaar polyester zeiljacht. L.O.A. 6,60 m.
Friendship 38
Polyester (tegen meerprijs Twaron) rondspant toerwedstrijdzeiljacht met acht vaste slaapplaatsen. L.O.A. 12,10 m., breedte 3,56 m., zeiloppervlak grootzeil 30,20 m², high aspect-fok 35,10 m².
Friendship 33
Sportief en comfortabel zeegaand polyester zeiljacht. L.O.A. 10 m., zeiloppervlak 48,20 m².
Friendship 35
Groot en comfortabel zeegaand polyester toer- en wedstrijdzeiljacht, met alle denkbare comfort. L.O.A. 10,50 m., zeiloppervlak 54,70 m².
Friendship 25 TS
Sportief en comfortabel polyester zeiljacht. L.O.A. 7,50 m., zeiloppervlak 15,93 en 10,32 m².
Friendship 26
Snel, sportief en comfortabel toer- en wedstrijdzeiljacht. L.O.A. 8,10 m., zeiloppervlak 12,68 en 16,80 m².
Friendship 28
Modern, comfortabel en snel toerzeiljacht, dat hoog aan de wind kan zeilen. L.O.A. 8,70 m., zeiloppervlak 14,50 en 19,30 m².
Friendship 30
Mooi en degelijk zeegaand polyester zeiljacht. L.O.A. 9,06 m., zeiloppervlak 47,94 m².
Friendship 22
Polyester toer- en wedstrijdzeiljacht dat geschikt is om single-handed te zeilen. L.O.A. 7 m., zeiloppervlak 25,20 m².
Fresnel-lens
Lens die onder andere in vuurtorens wordt gebruikt. Werd in Nederland voor het eerst in 1834 in gebruik genomen op de Brandaris.
Fregat
(1) Zeilschip met vierkantgetuigde masten. (2) Type oorlogsschip dat voornamelijk voor de onderzeebootbestrijding en konvooibegeleiding is ontworpen. De fregatten vormen het hoofdbestanddeel van de vloot van de Koninklijke Marine. Een fregat is doorgaans 126-135 meter lang en 12-14 meter breed, bereikt snelheden van zo`n 30 knopen en heeft een bemanning van 200 à 300 personen.
Freestyle
Combinatie van acrobatiek en ballet tijdens het surfen.
Freedom 21
Trailerbaar polyester zeiljachtje. L.O.A. 6,60 m., breedte 2,44 m., zeiloppervlak 18,60 m².
Freedom 40/40
Polyester rondspant zeiljacht met vier tot zes vaste slaapplaatsen. L.O.A. 12,30 m., breedte 4,10 m., zeiloppervlak 58,80 m².
Freakwave
Ook: monstergolf. Een plotselinge enorme golf, die veel schade kan veroorzaken.
Franse kuil
Vleugelkuil.
France
Passagiersschip dat in 19»2 in de vaart kwam. 66.000 BRT, met accommodatie voor 2044 passagiers en 1112 bemanningsleden. Vaart in vijf dagen van New York naar Le Havre.
Fram
Achthonderd ton, L.O.A. 39 m., breedte 11 m., in 1892 gebouwd door Colin Archer. De Fram is te bezichtigen in het Framhuset te Oslo. De Noorse poolvorser Fridtjof Nansen liet dit schip speciaal bouwen voor een langdurige expeditie in het drijfijs van de noordpool. De Fram was zo geconstrueerd dat zij bij ijspersing op het ijs werd gedreven. Nansen vertrok op 24 juni 1893 met 13 bemanningsleden vanuit Christianafjord en bracht 35 maanden met het schip in het noordpoolgebied door. Op 7 juni 1910 lichtte de Noorse poolvorser Roald Amundsen om middernacht het anker van de Fram, die Fridtjof Nansen hem beschikbaar had gesteld, en verliet hij onopgemerkt de Christianafjord, later Oslofjord genoemd. Zijn acht man sterke bemanning dacht nog altijd dat de bestemming van de Fram de noordpool was, die zij via Kaap Hoorn en het noorden van de Grote Oceaan zouden trachten te bereiken, maar in feite was de kleine driemaster, die als een van de eerste schepen ook een dieselmotor had, al onderweg naar de Zuidpool. Op 14 december 1911 bereikte Amundsen het zuidelijkste punt op aarde, terwijl zijn rivaal, de Engelse officier Scott met zijn bemanning van 33 personen, nog strijd leverde met sneeuw, ijs en kou, en op 29 maart op de terugreis met vier metgezellen om het leven kwam. Zie ook afb. 13.
Funny
Soort roeiboot.
Funboard
Soort surfplank, doorgaans voor zwaar weer.
Fulmar
Noordse stormvogel.
Fulmar 32
Luxe ingericht en ruim zeiljacht. L.O.A. 9,70 m., zeiloppervlak 52,60 m².
Full and down
Zegt men wanneer het schip op de maximum toelaatbare lastlijn is afgeladen en de ruimen geheel met lading zijn gevuld.
Fuikesim
Touwversterking rond de vleugels van een fuik.
Fuikenjol
Kleine Staverse jol.
Fuikenknoper
Vervaardiger van fuiken.
Fuikelijst (
v). Beschrijving van het breien van een nieuwe fuik.
Fuik
Langgerekt visnet in conische vorm, om hoepels gespannen en aan de binnenkant voorzien van enkels of kelen (trechtervormige stukken netwerk), die het terugzwemmen van de vis bemoeilijken.
Fucus serratus
Gezaagde zee-eik. Zie ook Blaaswier.
Fusta
Kleine Venetiaanse galei.
Fytoplankton
Zeer kleine plantjes die meedrijven met de oppervlaktestromen. Alle andere in zee levende wezens zijn direct of indirect van het fytoplankton afhankelijk. Zie ook Zoöplankton en Nekton. G
Gamelle
Belgische benaming voor bak (4).
Gamellegeld
Fonds voor de manschappen in de bak (4), waarvan de gelden ten goede kwamen aan extraatjes bij het eten. De bottelier werd belast met het inslaan van kippen, kippekogels en andere lekkernijen.
Gam
School walvissen.
Galway hooker
Ook: Connemara hooker. Algemene benaming voor een traditioneel vracht- en vissersschip van de Ierse westkust. De door Ierse emigranten in Amerika gebouwde hooker wordt Boston Irish hooker genoemd. Zie ook Hoeker.
Galvaniseren
Galvanisch met een dunne laag niet-roestend metaal bedekken.
Galley
(1) Kombuis. (2) Galei. (3) Kapiteinssloep.
Galjoot
(1) Kleine galei met 16 of 20 riemen. (2) Platbodemd koopvaardijschip met één of meer vierkant of langsscheeps getuigde masten.
Galjoen
(1) Slagschip. Scheepstype met drie dekken en drie masten, dat rond 1550 het karveel verving. (2) Lichte, vaak versierde uitbouw aan de boeg ter ondersteuning van de boegspriet. (3) Roosterwerk onder het eigenlijke galjoen (2), waar zich de toiletten van de manschappen bevonden. (4) Toilet voor korporaals en manschappen.
Galjas
(1) Galeimet mast en zeil. Zeer snel Venetiaans oorlogsvaartuig uit de bloeitijd van de Venetiaanse Republiek. (2) Klein vrachtschip van de Oostzee, vaak kitsgetuigd. Heeft een zeer lange boegspriet en het razeil aan de grote mast.
Galg
(1) Hanepootaan de mast van een platbodemjacht. (2) Stangenstelsel bevestigd aan het roer van een ronde- of platbodemjacht, waarop een buitenboordmotor kan worden bevestigd.
Galerij
Toilet voor officieren.
Galei
Lang, slank vaartuig met geringe diepgang en zonder mast, voortgestuwd met riemen die werden bediend door gevangenen en slaven. Ontwikkeld uit oude Griekse en Romeinse roeischepen.
Gaiassa
Lange vrachtprauw van de Nijl, met één tot drie zeilen, gebogen voorsteven, rechte achtersteven, weinig diepgang en een groot roer.
Gagestraf
Strafmaatregel waarbij sprake is van looninhouding. Wordt meestal opgelegd wanneer het handelen van de schepeling nadelige economische gevolgen voor de reder heeft.
Gage
Salaris van de zeeman.
Gaffelzeil
Zeil dat trapeziumvormig gesneden is omdat de wind altijd van de kant komt waar de mast staat. Zie afb.48. Een gaffelzeil aan de achterste mast heet bezaan.
Gaffelschoener
Schoener met gaffelzeilen.
Gaffeltopzeil
Driekant of vierkant topzeil tussen gaffel en masttop. Elke gaffelgetuigde mast heeft zijn eigen gaffeltopzeil. Bij een viermast-gaffelschoener zijn dat van voor naar achter: voorgaffeltopzeil, grootgaffeltopzeil, kruisgaffeltopzeil en bezaansgaffeltopzeil.
Gaffelkaag
Kaagwaarbij het sprietzeil en de spriet zijn vervangen door een gaffelzeil en een gaffel.
Gaffelaar
Brabants beurtschip-vissersschip dat behalve de Brabantse binnenwateren ook de Zeeuwse stromen bevoer. Had een grote mast, een klein mastje bij de staats en een klein mastje achter. Voerde grootzeil, stagfok, kluiver en jager, en aan het achterste mastje een bezaan. Met name de Zwartwaalse gaffelaar werd veel gebruikt voor de hoekwantvisserij.
Gaffel
Rondhout, min of meer schuin omhoog staand aan de mast om het bovenlijk van een gaffelzeil uit te houden. De gaffel kan kort of lang zijn. Zie afb. 48.
Gabaar
(1) Klein, plat roeischip. (2) Praam of modderschuit. (3) Klein slagnet.
Gaarde
Touw van de nok van een gaffel of spriet naar het dek.
Gaand want
De voortbewogen vistuigen. Zie ook Staand want.
Gaal
(1) Het gebreide deel van het net; de nog niet verwerkte lappen netwerk. (2) De hoeveelheid viswant tussen twee dobbers.
Geleidelichten
Ook: lichtenlijnen. Twee lichten op de wal, als regel wit, het achterste altijd hoger dan het voorste, zodanig dat het verlengde van de lijn die de beide lichten verbindt samenvalt met de aslijn van het vaarwater. Ziet men de lichten in één, dan kan men veilig doorvaren. Zo niet, dan moet het schip naar bakboord of stuurboord uitwijken. Zie ook Sectorlichten.
Geleidebakens
Ook: geleidelijnen. Twee achter elkaar op de oever geplaatste bakens die een merklijn vormen. De achterste geleidebaken is hoger dan de voorste, om ze goed ineen te kunnen houden.
Gelegenheid
Wind.
Gele Zee
Randzee van de Grote Oceaan, tussen de noordwestkust van China en de oostkust van Korea. Ontleent haar naam aan het vele gele slib dat door de Gele Rivier (Hwang Ho) wordt meegevoerd. 30-106 meter diep.
Gel coat
Gladde buitenlaag van een glasvezelromp die het kleurpigment bevat. Zie ook Filler coat.
Gekoppeld samenstel
Volgens het BPR: een samenstel van één of meer motorschepen en één of meer langszijde daaraan vastgemaakte schepen.
Gekoperd
(van een schip). Onder de waterlijn met koperen platen beslagen.
Gekat en gegeid
Met opgehesen halshoek en gestreken gaffelnok.
Gekat ankeren
Twee ankers op één ketting plaatsen. Gebeurt wel bij slechte hougrond of wanneer het water zo diep is dat er niet genoeg ketting kan worden gestoken. Zie ook Katten (2).
Geitouw
Lijn van de nok van de gaffel naar het dek.
Geitouwblok
Stagtalieblok
Geien
(1) De nok van de gaffel strijken. (2) (Algemeen:) De piek van het grootzeil laten zakken om minder effectief zeiloppervlak te hebben.
Gei(tje)
Gereefde fok.
Gegroeid hout
Hout gegroeid in de bocht waarin dat bij de bouw van een schip nodig is.
Gegist bestek
Een methode om de positie te bepalen door, uitgaande van de laatst bepaalde positie, de gevaren koersen en de door de log aangegeven verheden af te zetten.
Geest
Houten rol aan de verschansing, waarover de netten over- en binnenboord rollen.
Geerde
(1) Ook: neerboord. Eerste huidgang boven de kim. (2) Touw dat aan de nok van de gaffel is bevestigd en aan weerszijden tegen het boord wordt vastgezet om de gaffel in bedwang te houden. (3) Touw waarmee de giek van een binnenvaartuig wordt vastgezet.
Geer
De schuine lijn die gevormd wordt door de regelmatige opvolging van de gegilde (schuins afgesneden) kanten van de aaneengenaaide kleden (banen) van een zeil.
Gedijn
Gordijn
Gecorrigeerde tijd
De werkelijke tijd die een boot nodig heeft gehad om een wedstrijd te voltooien, omgerekend overeenkomstig het toegepaste handicapsysteem. De gecorrigeerde tijd bepaalt de uiteindelijke plaatsing in het klassement.
Gebouwde mast
Ook: sectorenmast. Massieve mast die uit verscheidene delen is opgebouwd.
Gebolderde fok
Licht gereefde fok.
Geboeid
Aan de grond.
Gebint
Bint
Gebbe
Aan een gaffelvormige stok bevestigd schepnet waarmee men op de binnenwateren kleine vis vangt.
Ghanja
Lange, slanke driemaster uit de Arabische wateren. Voerde latijnzeilen. De voorste mast was het grootst, de achterste het kleinst.
GHA
(n)Greenwich Hour Angle.
Gijnblok
Blokmet drie of meer schijven en een strop, die om een mast, ra of boom wordt geslagen.
Gijp
Zeventiende-eeuwse benaming voor giek.
Gijn
Ook: jijn. Takel, bestaande uit twee blokken met samen vijf of meer schijven, voor het hijsen van zware lasten.